(Efeziërs2:15) Door middel van zijn vlees heeft hij de vijandschap, de uit verordeningen bestaande Wet der geboden, tenietgedaan, opdat hij de twee volken in eendracht met zichzelf tot één nieuwe mens zou kunnen scheppen en vrede zou kunnen maken,
Sabbat niet bindend voor christenen.
(Kolossenzen2:16-17) Laat niemand U daarom oordelen inzake eten en drinken of met betrekking tot een feestdag of een viering van de nieuwe maan of van een sabbat, 17 want die dingen zijn een schaduw van de toekomende dingen, maar de werkelijkheid behoort de Christus toe.
(Romeinen14:5) De een oordeelt dat de ene dag belangrijker is dan de andere; een ander oordeelt dat de ene dag gelijk is aan alle andere; een ieder zij volledig overtuigd in zijn eigen geest.
(Romeinen14:10) Maar waarom oordeelt gij uw broeder? Of waarom ziet gij ook neer op uw broeder? Want wij zullen allen voor de rechterstoel van God staan;
Berispt voor houden sabbat, enz.
(Galaten4:9-11) Maar nu GIJ God hebt leren kennen, of liever gezegd, nu GIJ door God gekend zijt, hoe komt het dan dat GIJ weer terugkeert tot de zwakke en armzalige elementaire dingen en die opnieuw als slaven wilt dienen? 10 GIJ onderhoudt nauwgezet dagen en maanden en vaste tijden en jaren. 11 Ik vrees voor U dat ik op een of andere wijze voor niets met betrekking tot U heb gezwoegd.
(Romeinen10:2-4) Want ik getuig van hen dat zij ijver voor God hebben, maar niet overeenkomstig nauwkeurige kennis; 3 want omdat zij de rechtvaardigheid van God niet kenden, maar hun eigen rechtvaardigheid tot stand trachtten te brengen, hebben zij zich niet aan de rechtvaardigheid van God onderworpen. 4 Want Christus is het einde van de Wet, zodat een ieder die geloof oefent, rechtvaardigheid verkrijgt.
Gods rust in gaan door geloof en gehoorzaamheid.
(Hebreeën4:9-11) Er blijft dus een sabbatsrust over voor het volk van God. 10 Want wie [Gods] rust is ingegaan, heeft ook zelf gerust van zijn eigen werken, zoals God van de zijne. 11 Laten wij daarom ons uiterste best doen die rust in te gaan, opdat niemand in hetzelfde patroon van ongehoorzaamheid vervalt.
B. Alleen Israël uit de oudheid moest sabbat houden
Eerste sabbat pas gehouden na uittocht.
(Exodus16:26-27) Zes dagen zult GIJ het bijeenrapen, maar op de zevende dag is het sabbat. Daarop zal het zich niet vormen.” 27 Nu gebeurde het echter op de zevende dag dat sommigen van het volk toch naar buiten gingen om [het] bijeen te rapen, maar zij vonden niets.
(Exodus16:29-30) Let wel, dat Jehovah U de sabbat heeft gegeven. Daarom geeft hij U op de zesde dag brood voor twee dagen. Iedereen blijve op zijn eigen plaats. Laat niemand op de zevende dag zijn verblijfplaats verlaten.” 30 Toen hield het volk op de zevende dag de sabbat.
Speciaal teken voor natuurlijk Israël.
(Exodus31:16-17) En de zonen van Israël moeten de sabbat onderhouden, opdat zij de sabbat vieren in hun geslachten. Het is een verbond tot onbepaalde tijd. 17 Tussen mij en de zonen van Israël is het een teken tot onbepaalde tijd, want in zes dagen heeft Jehovah de hemel en de aarde gemaakt, en op de zevende dag rustte hij en ging hij ertoe over zich te verkwikken.’”
(Psalm147:19-20) Hij vertelt zijn woord aan Jakob, Zijn voorschriften en zijn rechterlijke beslissingen aan Israël. 20 Zo heeft hij voor geen enkele andere natie gedaan; En wat [zijn] rechterlijke beslissingen betreft, zij hebben ze niet gekend. Looft Jah!
Onder de wet ook sabbat jaren.
(Exodus23:10-11) En gedurende zes jaar dient gij uw land te bezaaien en gij moet de opbrengst ervan inzamelen. 11 Maar het zevende jaar dient gij het onbebouwd te laten en gij moet het braak laten liggen, en de armen van uw volk moeten ervan eten; en wat zij overlaten, dient het wild gedierte van het veld te eten. Aldus dient gij te doen met uw wijngaard en uw olijfbosje.
(Leviticus25:3-4) Zes jaar dient gij uw veld te bezaaien, en zes jaar dient gij uw wijngaard te snoeien, en gij moet de opbrengst van het land inzamelen. 4 Maar in het zevende jaar dient er een sabbat van volkomen rust voor het land plaats te hebben, een sabbat voor Jehovah. Uw veld moogt gij niet bezaaien, en uw wijngaard moogt gij niet snoeien.
Sabbat niet noodzakelijk voor christenen.
(Romeinen14:5) De een oordeelt dat de ene dag belangrijker is dan de andere; een ander oordeelt dat de ene dag gelijk is aan alle andere; een ieder zij volledig overtuigd in zijn eigen geest.
(Romeinen14:10) Maar waarom oordeelt gij uw broeder? Of waarom ziet gij ook neer op uw broeder? Want wij zullen allen voor de rechterstoel van God staan;
(Galaten4:9-11) Maar nu GIJ God hebt leren kennen, of liever gezegd, nu GIJ door God gekend zijt, hoe komt het dan dat GIJ weer terugkeert tot de zwakke en armzalige elementaire dingen en die opnieuw als slaven wilt dienen? 10 GIJ onderhoudt nauwgezet dagen en maanden en vaste tijden en jaren. 11 Ik vrees voor U dat ik op een of andere wijze voor niets met betrekking tot U heb gezwoegd.
C. Gods sabbatsrust ( 7de dag van scheppings-“week”)
Begon aan einde van aardse schepping.
(Genesis2:2-3) En tegen de zevende dag kwam God tot de voltooiing van zijn werk dat hij gemaakt had, en hij ging ertoe over op de zevende dag te rusten van al zijn werk dat hij gemaakt had. 3 Voorts zegende God de zevende dag en hij heiligde die, omdat hij daarop is blijven rusten van al zijn werk, dat God geschapen heeft om [het] te maken.
(Hebreeën4:3-5) Want wij die geloof hebben geoefend, gaan de rust wél binnen, zoals hij heeft gezegd: „Daarom heb ik in mijn toorn gezworen: ’Zij zullen mijn rust niet ingaan’”, hoewel zijn werken sedert de grondlegging der wereld voleindigd waren. 4 Want op één plaats heeft hij over de zevende dag het volgende gezegd: „En God rustte op de zevende dag van al zijn werken”, 5 en wederom op deze plaats: „Zij zullen mijn rust niet ingaan.”
Duurde na Jezus’ tijd op aarde nog voort.
(Hebreeën4:6-8) Aangezien daarom sommigen er nog zullen binnengaan en degenen aan wie het goede nieuws het eerst werd bekendgemaakt, niet zijn binnengegaan wegens ongehoorzaamheid, 7 bepaalt hij wederom een zekere dag door na zo lange tijd in Davids [psalm] te zeggen „Heden”, zoals in het bovenstaande is gezegd: „Heden, indien GIJ naar zíjn stem luistert, verhardt UW hart niet.” 8 Want indien Jozua hen in een plaats van rust had geleid, zou [God] later niet over een andere dag hebben gesproken.
(Psalm95:7-9) Want hij is onze God, en wij zijn het volk van zijn weide en de schapen van zijn hand. Heden, indien GIJ naar zíjn stem luistert, 8 Verhardt UW hart niet als bij Meriba, Als op de dag van Massa in de wildernis, 9 Toen UW voorvaders mij op de proef stelden; Zij onderzochten mij, ook zagen zij mijn activiteit.
(Psalm95:11) Aangaande wie ik in mijn toorn gezworen heb: „Zij zullen mijn rustplaats niet ingaan.”
Christenen rusten van zelfzuchtige werken.
(Hebreeën4:9-10) Er blijft dus een sabbatsrust over voor het volk van God. 10 Want wie [Gods] rust is ingegaan, heeft ook zelf gerust van zijn eigen werken, zoals God van de zijne.
Eindigt als Koninkrijk werk ten aanzien van aarde vooltooit.
(1Korinthiërs15:24) Vervolgens het einde, wanneer hij het koninkrijk aan zijn God en Vader overdraagt, wanneer hij alle regering en alle autoriteit en kracht heeft tenietgedaan.
(1Korinthiërs15:28) Wanneer echter alle dingen aan hem onderworpen zullen zijn, dan zal ook de Zoon zelf zich onderwerpen aan Degene die alle dingen aan hem onderwierp, opdat God alles zij voor iedereen.