(Johannes5:28-29) Verwondert U hierover niet, want het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen 29 en te voorschijn zullen komen, zij die goede dingen hebben gedaan, tot een opstanding des levens, zij die verachtelijke dingen hebben beoefend, tot een opstanding des oordeels.
Jezus’ opstanding is waarborg.
(1Korinthiërs15:20-22) Maar nu is Christus uit de doden opgewekt, de eersteling van hen die ontslapen zijn. 21 Want aangezien de dood door een mens is, is ook de opstanding der doden door een mens. 22 Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in de Christus allen levend gemaakt worden.
(Handelingen17:31) Want hij heeft een dag vastgesteld waarop hij voornemens is de bewoonde aarde in rechtvaardigheid te oordelen door een man die hij heeft aangesteld, en hij heeft alle mensen een waarborg verschaft doordat hij hem uit de doden heeft opgewekt.”
Zondaars tegen geest zullen niet opstaan.
(Mattheüs12:31-32) Daarom zeg ik U: Iedere soort van zonde en lastering zal de mensen worden vergeven, maar de lastering tegen de geest zal niet worden vergeven. 32 Spreekt iemand bijvoorbeeld een woord tegen de Zoon des mensen, het zal hem worden vergeven; maar spreekt iemand tegen de heilige geest, het zal hem niet worden vergeven, neen, niet in dit samenstel van dingen noch in het toekomende.
Wie geloof tonen, van opstanding verzekerd.
(Johannes11:25) Jezus zei tot haar: „Ik ben de opstanding en het leven. Wie geloof oefent in mij, zal, ook al sterft hij, tot leven komen;
B. Opstanding tot leven in hemel of op aarde
Allen sterven in Adam; ontvangen leven in Jezus.
(1Korinthiërs15:20-22) Maar nu is Christus uit de doden opgewekt, de eersteling van hen die ontslapen zijn. 21 Want aangezien de dood door een mens is, is ook de opstanding der doden door een mens. 22 Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in de Christus allen levend gemaakt worden.
(Romeinen5:19) Want zoals door de ongehoorzaamheid van de ene mens velen tot zondaars werden gesteld, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van de ene [persoon] velen tot rechtvaardigen worden gesteld.
Opgestanen verschillend van natuur.
(1Korinthiërs15:40) En er zijn hemelse lichamen en aardse lichamen, maar de heerlijkheid van de hemelse lichamen is één soort en die van de aardse lichamen is een andere soort.
(1Korinthiërs15:42) Zo is het ook met de opstanding der doden. Het wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt opgewekt in onverderfelijkheid.
(1Korinthiërs15:44) Het wordt gezaaid als een fysiek lichaam, het wordt opgewekt als een geestelijk lichaam. Indien er een fysiek lichaam is, dan is er ook een geestelijk lichaam.
Die met Jezus zijn, zullen hem gelijk zijn.
(1Korinthiërs15:49) En evenals wij het beeld hebben gedragen van degene die van stof gemaakt is, zullen wij ook het beeld van de hemelse dragen.
(Filippenzen3:20-21) Wat ons betreft, ons burgerschap bestaat in de hemelen, uit welke plaats wij ook vurig een redder verwachten, de Heer Jezus Christus, 21 die ons vernederde lichaam zal veranderen om het gelijkvormig te maken aan zijn glorierijke lichaam, overeenkomstig de werking van de kracht die hij bezit, ja, om alle dingen aan zich te onderwerpen.
Die niet regeren, zullen op aarde zijn.
(Openbaring20:4-5) En ik zag tronen, en er waren er die daarop gingen zitten, en hun werd macht gegeven om te oordelen. Ja, ik zag de zielen van hen die met de bijl ter dood gebracht waren wegens het getuigenis dat zij hadden afgelegd omtrent Jezus en wegens het spreken over God, en hen die noch het wilde beest noch zijn beeld hadden aanbeden en die het merkteken niet op hun voorhoofd en op hun hand hadden ontvangen. En zij kwamen tot leven en regeerden als koningen met de Christus, duizend jaar lang. 5 (De overigen der doden kwamen niet tot leven totdat de duizend jaar geëindigd waren.) Dit is de eerste opstanding.
(Openbaring20:13) En de zee gaf de doden in haar op, en de dood en Hades gaven de doden in hen op, en zij werden ieder afzonderlijk geoordeeld overeenkomstig hun daden.
(Openbaring21:3-4) Toen hoorde ik een luide stem, afkomstig van de troon, zeggen: „Zie! De tent van God is bij de mensen, en hij zal bij hen verblijven, en zij zullen zijn volken zijn. En God zelf zal bij hen zijn. 4 En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.”