(Psalm90:2) Voordat de bergen zelfs maar geboren werden, Of gij voorts de aarde en het productieve land als met barensweeën hadt voortgebracht, Ja, van onbepaalde tijd tot onbepaalde tijd zijt gij God.
(1Timotheüs1:17) Aan de Koning der eeuwigheid nu, onvergankelijk, onzichtbaar, [de] enige God, zij eer en heerlijkheid tot in alle eeuwigheid. Amen.
Maria was moeder van Gods zoon op aarde.
(Lukas1:35) De engel gaf haar ten antwoord: „Heilige geest zal over u komen en kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. Daarom ook zal hetgeen wordt geboren, heilig, Gods Zoon, worden genoemd.
B. Maria niet “altijd maagd”
Zij trouwde met Jozef.
(Mattheüs1:19-20) Daar Jozef, haar man, echter rechtvaardig was en haar niet in het openbaar tentoon wilde stellen, was hij van plan in het geheim van haar te scheiden. 20 Doch nadat hij deze dingen had overdacht, zie! daar verscheen hem Jehovah’s engel in een droom en zei: „Jozef, zoon van David, wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, mee naar huis te nemen, want dat wat in haar verwekt is, is door heilige geest.
(Mattheüs1:24-25) Toen ontwaakte Jozef uit zijn slaap en deed zoals de engel van Jehovah hem had voorgeschreven, en hij nam zijn vrouw mee naar huis. 25 Hij had echter geen gemeenschap met haar totdat zij een zoon had gebaard; en hij gaf hem de naam Jezus.
Had behalve Jezus nog andere kinderen.
(Mattheüs13:55-56) Is dit niet de zoon van de timmerman? Heet zijn moeder niet Maria, en zijn broers Jakobus en Jozef en Simon en Judas? 56 En zijn zijn zusters niet allen bij ons? Waar heeft deze man dan dit alles vandaan?”
(Lukas8:19-21) Nu kwamen zijn moeder en broers naar hem toe, maar vanwege de schare konden zij hem niet bereiken. 20 Er werd hem echter bericht: „Uw moeder en uw broers staan buiten en willen u zien.” 21 Hij gaf hun ten antwoord: „Mijn moeder en mijn broers zijn dezen die het woord van God horen en doen.”
Dezen toen niet zijn “geestelijke broeders”.
(Johannes7:3) Daarom zeiden zijn broers tot hem: „Vertrek van hier en ga naar Judea, opdat ook uw discipelen de werken kunnen aanschouwen die gij doet.
(Johannes7:5) Zijn broers oefenden in werkelijkheid geen geloof in hem.