(Handelingen5:30) De God van onze voorvaders heeft Jezus opgewekt, die GIJ om het leven hebt gebracht door hem aan een paal te hangen.
(Handelingen10:39) En wij zijn getuigen van al de dingen die hij zowel in het land der joden als in Jeru̱zalem heeft gedaan; maar zij hebben hem ook om het leven gebracht door hem aan een paal te hangen.
(Galaten3:13) Christus heeft ons losgekocht van de vloek der Wet door voor ons in de plaats een vloek te worden, want er staat geschreven: „Vervloekt is een ieder die aan een paal is gehangen.”
Christenen moeten martelpaal dragen als smaad.
(Mattheüs10:38) En wie zijn martelpaal niet aanvaardt en mij niet navolgt, is mij niet waardig.
(Lukas9:23) Toen zei hij verder tot allen: „Wil iemand achter mij komen, dan moet hij zichzelf verloochenen en zijn martelpaal dag aan dag opnemen en mij voortdurend volgen.
B. mag niet vereerd worden
Openlijk vertoon van Jezus’ martelpaal een smaad.
(Hebreeën6:6) maar die zijn afgevallen, wederom tot berouw te brengen, omdat zij voor zichzelf de Zoon van God opnieuw aan een paal hangen en hem aan openbare schande blootstellen.
(Mattheüs27:41-42) Evenzo gingen ook de overpriesters met de schriftgeleerden en oudere mannen de spot met hem drijven en zeiden: 42 „Anderen heeft hij gered, zichzelf kan hij niet redden! Hij is koning van Israël; laat hem nu van de martelpaal afkomen, dan zullen wij in hem geloven.
Kruis gebruiken bij aanbidding is afgoderij.
(Exodus20:4-5) Gij moogt u geen gesneden beeld maken, noch enige gedaante gelijkend op iets wat in de hemel boven of wat op de aarde beneden of wat in de wateren onder de aarde is. 5 Gij moogt u voor die niet buigen, noch u ertoe laten bewegen ze te dienen, want ik, Jehovah, uw God, ben een God die exclusieve toewijding eist, die straf voor de dwaling van vaders brengt over zonen, over het derde geslacht en over het vierde geslacht, wanneer het hen betreft die mij haten,
(Jeremia10:3-5) Want de gebruiken der volken zijn slechts een ademtocht, want het is niets dan een boom uit het woud die men heeft omgehakt, het werk van de handen van de kunsthandwerker met het snijwerktuig. 4 Met zilver en met goud smukt men het op. Met spijkers en met hamers zet men ze vast, opdat er geen waggelt. 5 Ze zijn als een vogelverschrikker in een komkommerveld, en kunnen niet spreken. Zonder mankeren worden ze gedragen, want ze kunnen geen stap doen. Weest niet bevreesd wegens ze, want ze kunnen niets rampspoedigs doen en, wat meer is, ze zijn niet bij machte iets goeds te doen.”