(Openbaring5:9-10) En zij zingen een nieuw lied en zeggen: „Gij zijt waardig de boekrol te nemen en haar zegels te openen, want gij werdt geslacht en gij hebt met uw bloed uit elke stam en taal en elk volk en elke natie personen voor God gekocht, 10 en gij hebt hen gemaakt tot een koninkrijk en tot
priesters voor onze God, en zij zullen als koningen over de aarde regeren.”
(Openbaring20:4) En ik zag tronen, en er waren er die daarop gingen zitten, en hun werd macht gegeven om te oordelen. Ja, ik zag de zielen van hen die met de bijl ter dood gebracht waren wegens het getuigenis dat zij hadden afgelegd omtrent Jezus en wegens het spreken over God, en hen die noch het wilde beest noch zijn beeld hadden aanbeden en die het merkteken niet op hun voorhoofd en op hun hand hadden ontvangen. En zij kwamen tot leven en regeerden als koningen met de Christus, duizend jaar lang.
Jezus was voorloper; anderen sindsdien gekozen.
(Kolossenzen1:18) en hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente. Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, opdat hij in alle dingen de eerste zou worden;
(1Petrus2:21) GIJ werdt trouwens tot deze [loopbaan] geroepen, want ook Christus heeft voor U geleden, U een model nalatend opdat GIJ nauwkeurig in zijn voetstappen zoudt treden.
Vele anderen zullen op aarde leven.
(Psalm72:8) En hij zal onderdanen hebben van zee tot zee En van de Rivier tot de einden der aarde.
(Openbaring21:3-4)Toen hoorde ik een luide stem, afkomstig van de troon, zeggen: „Zie! De tent van God is bij de mensen, en hij zal bij hen verblijven, en zij zullen zijn volken zijn. En God zelf zal bij hen zijn. 4 En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.”
144.000 in speciale positie die geen ander heeft.
(Openbaring14:1) En ik zag, en zie! het Lam stond op de berg Sion, en met hem honderd vierenveertig duizend, die zijn naam en de naam van zijn Vader op hun voorhoofd geschreven droegen.
(Openbaring14:3) En zij zingen als het ware een nieuw lied vóór de troon en vóór de vier levende schepselen en de oudere personen; en niemand kon zich dat lied eigen maken dan de honderd vierenveertig duizend, die van de aarde zijn gekocht.
(Openbaring7:4) En ik hoorde het aantal van hen die verzegeld werden, honderd vierenveertig duizend, verzegeld uit elke stam van de zonen van Israël:
(Openbaring7:9)Na deze dingen zag ik, en zie! een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en stammen en volken en talen, staande voor de troon en voor het Lam, gehuld in lange witte gewaden, en er waren palmtakken in hun handen.