Drieeenheid

A. God, de Vader, één persoon, grootste in het universum

 

God geen drie personen.

 

(Deuteronomium 6:4) Luister, o Israël: Jehovah, onze God, is één Jehovah.
(Maleachi 2:10) „Hebben wij niet allen één vader? Heeft niet één God ons geschapen? Waarom handelen wij dan trouweloos jegens elkaar, door het verbond van onze voorvaders te ontheiligen?
(Markus 10:18) Jezus zei tot hem: „Waarom noemt gij mij goed? Niemand is goed, behalve één, God.
(Romeinen 3:29-30) Of is hij alleen de God van de joden? Is hij het ook niet van mensen der natiën? Ja, ook van mensen der natiën, 30 indien God werkelijk één is, die besnedenen rechtvaardig zal verklaren ten gevolge van geloof en onbesnedenen rechtvaardig zal verklaren door middel van hun geloof.
 
Zoon geschapen; God voordien alleen.
 
(Openbaring 3:14) En schrijf aan de engel van de gemeente in Laodicea: Deze dingen zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, het begin van de schepping door God:
(Kolossenzen 1:15) Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene van heel de schepping;
(Jesaja 44:6) Dit heeft Jehovah gezegd, de Koning van Israël en zijn Terugkoper, Jehovah der legerscharen: ’Ik ben de eerste en ik ben de laatste, en buiten mij is er geen God.
 
God altijd heerser van het universum.

 

(Filippenzen 2:5-6) Bewaart die geestesgesteldheid in U welke ook in Christus Jezus was, 6 die, alhoewel hij in Gods gedaante bestond,
geen gewelddadige inbezitneming heeft overwogen, namelijk om aan God gelijk te zijn.
(Daniël 4:35) En alle bewoners der aarde worden als louter niets geacht, en hij doet naar zijn eigen wil onder het heerleger van de hemel
en de bewoners der aarde. En er bestaat niemand die zijn hand kan tegenhouden of die tot hem kan zeggen: ’Wat hebt gij gedaan?’
 
God boven allen te prijzen.

 

(Filippenzen 2:10-11) zodat in de naam van Jezus elke knie zich zou buigen van hen die in de hemel en die op aarde en die onder de grond zijn, 11 en iedere tong openlijk zou erkennen dat Jezus Christus Heer is tot heerlijkheid van God, de Vader.
 
B. Zoon vóór en na komst naar aarde ondergeschikt aan Vader
 
Zoon in hemel gehoorzaam, gezonden door Vader.

 

(Johannes 8:42) Jezus zei tot hen: „Als God UW Vader was, zoudt GIJ mij liefhebben, want van God ben ik uitgegaan en ben ik hier. Ook ben ik volstrekt niet uit eigen beweging gekomen, maar Hij heeft mij uitgezonden.
(Johannes 12:49) want ik heb niet uit mijzelf gesproken, maar de Vader, die mij heeft gezonden, heeft mij zelf een gebod gegeven met betrekking tot wat ik zeggen en wat ik spreken moet.
 
 
Op aarde gehoorzaam, vader groter.

 

(Johannes 14:28) GIJ hebt gehoord dat ik tot U heb gezegd: Ik ga heen en ik kom tot U [terug]. Indien GIJ mij liefhadt, zoudt GIJ U
verheugen dat ik heenga naar de Vader, want de Vader is groter dan ik.
(Johannes 5:19) Daarom gaf Jezus hun verder ten antwoord: „Voorwaar, voorwaar, ik zeg U: De Zoon kan niets uit zichzelf doen,
maar alleen datgene wat hij de Vader ziet doen. Want al wat Die doet, dat doet ook de Zoon evenzo.
(Hebreeën 5:8) Hoewel hij een Zoon was, heeft hij gehoorzaamheid geleerd uit de dingen die hij heeft geleden;
 
Verhoogd in de hemel, nog steeds onderworpen.

 

(Filippenzen 2:9) Juist daarom heeft God hem ook tot een superieure positie verhoogd en hem goedgunstig de naam gegeven die
boven elke [andere] naam is,
(1 Korinthiërs 15:28) Wanneer echter alle dingen aan hem onderworpen zullen zijn, dan zal ook de Zoon zelf zich onderwerpen aan
Degene die alle dingen aan hem onderwierp, opdat God alles zij voor iedereen.
(Mattheüs 20:23) Hij zei tot hen: „Mijn beker zult GIJ inderdaad drinken, maar dit zitten aan mijn rechter- en aan mijn linkerhand
staat niet aan mij te geven, doch behoort aan hen toe voor wie mijn Vader het heeft bereid.”
 
Jehovah is Christus’ hoofd en God.

 

(1 Korinthiërs 11:3) Ik wil echter dat GIJ weet dat het hoofd van iedere man de Christus is; de man is op zijn beurt het hoofd van de
vrouw en God het hoofd van de Christus.
(Johannes 20:17) Jezus zei tot haar: „Klem u niet langer aan mij vast. Want ik ben nog niet naar de Vader opgestegen. Maar ga naar
mijn broeders en zeg hun: ’Ik stijg op naar mijn Vader en UW Vader en naar mijn God en UW God.’”
(Openbaring 1:6) en hij heeft ons gemaakt tot een koninkrijk, tot priesters voor zijn God en Vader — ja, hem zij de heerlijkheid en
de macht in eeuwigheid. Amen.
 
C. Eenheid van God en Christus
 
Altijd in volmaakte harmonie.

 

(Johannes 8:28-29) Daarom zei Jezus: „Wanneer GIJ de Zoon des mensen eenmaal omhooggeheven hebt, dan zult GIJ weten dat ik
het ben, en dat ik niets uit eigen beweging doe; maar deze dingen spreek ik zoals de Vader mij heeft geleerd. 29 En hij die mij
gezonden heeft, is met mij; hij heeft mij niet aan mijzelf overgelaten, omdat ik altijd de dingen doe die hem behagen.”
(Johannes 14:10) Gelooft gij niet dat ik in eendracht met de Vader ben en de Vader in eendracht met mij is? De dingen die ik tot
ulieden zeg, spreek ik niet uit mijzelf; maar de Vader, die in eendracht met mij blijft, doet zijn werken.
 
Eenheid, als van man als vrouw.

 

(Johannes 10:30) Ik en de Vader zijn één.”
(Mattheüs 19:4-6) Hij gaf ten antwoord: „Hebt GIJ niet gelezen dat hij die hen heeft geschapen,
hen van [het] begin af als man en
als vrouw heeft gemaakt 5 en gezegd heeft: ’Daarom zal een man
zijn vader en zijn moeder verlaten en zich hechten aan zijn
vrouw, en de twee zullen één vlees zijn’? 6 Dus zijn zij niet langer twee, maar één vlees.
Wat God derhalve onder één juk heeft samengebracht, brenge geen mens vaneen.”
 
Alle gelovigen moeten evenzo één zijn.
 
(Johannes 17:20-22) Niet alleen betreffende dezen doe ik een verzoek, maar ook betreffende hen die door hun woord geloof in mij stellen, 21 opdat zij allen één mogen zijn, evenals gij, Vader, in eendracht met mij zijt en ik in eendracht met u ben, dat ook zij in eendracht met ons mogen zijn, opdat de wereld moge geloven dat gij mij hebt uitgezonden. 22 Ook heb ik hun de heerlijkheid gegeven die gij mij hebt gegeven, opdat zij één mogen zijn evenals wij één zijn.
(1 Korinthiërs 1:10) Nu vermaan ik U, broeders, door de naam van onze Heer Jezus Christus, dat GIJ allen in overeenstemming met elkaar spreekt en dat er geen verdeeldheid onder U is, maar dat GIJ nauw verenigd zijt in dezelfde geest en in dezelfde gedachtegang.
 
Voor eeuwig één aanbidding van Jehovah door Christus.

 

(Johannes 4:23-24) Maar het uur komt, en is nu, waarin de ware aanbidders de Vader met geest en waarheid zullen aanbidden, ja, want de Vader zoekt zulke mensen om hem te aanbidden. 24 God is een Geest, en wie hem aanbidden, moeten [hem] met geest en waarheid aanbidden.”
 
D. Gods heilige geest is zijn werkzame kracht
 
Een kracht, geen persoon.

 

(Mattheüs 3:16) Nadat Jezus was gedoopt, kwam hij onmiddellijk omhoog uit het water; en zie! de hemelen werden geopend, en hij zag Gods geest gelijk een duif neerdalen en op hem komen.
(Johannes 20:22) En na dit te hebben gezegd, blies hij op hen en zei tot hen: „Ontvangt heilige geest.
(Handelingen 2:4) en zij werden allen met heilige geest vervuld en begonnen in verschillende talen te spreken, zoals de geest het hun gaf zich te uiten.
(Handelingen 2:17) ’„En in de laatste dagen”, zegt God, „zal ik wat van mijn geest uitstorten op alle soorten van vlees, en UW zonen en UW dochters zullen profeteren en UW jonge mannen zullen visioenen zien en UW oude mannen zullen dromen dromen;
(Handelingen 2:33) Daarom heeft hij, daar hij tot Gods rechterhand werd verhoogd en de beloofde heilige geest van de Vader heeft ontvangen, dit uitgestort wat GIJ ziet en hoort.
 
Geen persoon bij God en Christus in de hemel.

 

(Handelingen 7:55-56) Maar hij, vol van heilige geest, staarde naar de hemel en zag toen Gods heerlijkheid en Jezus staande aan Gods rechterhand, 56 en hij zei: „Ziet! Ik zie de hemelen geopend en de Zoon des mensen aan Gods rechterhand staan.”
(Openbaring 7:10) En zij blijven met een luide stem roepen en zeggen: „Redding [hebben wij te danken] aan onze God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam.”
 
Door God geleid om voornemens uit te voeren.

 

(Psalm 104:30) Zendt gij uw geest uit, zij worden geschapen; En gij vernieuwt het aanschijn van de aardbodem.
(1 Korinthiërs 12:4-11) Nu is er verscheidenheid van gaven, maar het is dezelfde geest; 5 en er is verscheidenheid van bedieningen, en toch is het dezelfde Heer; 6 en er is verscheidenheid van werkingen, en toch is het dezelfde God die alle werkingen in allen tot stand brengt. 7 Doch de manifestatie van de geest wordt aan een ieder voor een nuttig doel gegeven. 8 Aan de een wordt bijvoorbeeld door middel van de geest spraak van wijsheid gegeven, aan een ander spraak van kennis overeenkomstig dezelfde geest, 9 aan een ander geloof door dezelfde geest, aan een ander gaven van gezondmakingen door die ene geest, 10 aan weer een ander het doen van krachtige werken, aan een ander het profeteren, aan een ander het onderscheiden van geïnspireerde uitspraken, aan een ander verschillende talen en aan een ander het uitleggen van talen. 11 Maar al deze werkingen worden door een en dezelfde geest tot stand gebracht, die aan een ieder respectievelijk uitdeelt zoals hij het wil.
 
Zij die God dienen, worden er door geleid.
 
(1 Korinthiërs 2:12-13) Nu hebben wij niet de geest van de wereld ontvangen, maar de geest die van God komt, opdat wij de dingen zouden weten die ons door God goedgunstig zijn gegeven. 13 Deze dingen spreken wij ook, niet met woorden die door menselijke wijsheid worden geleerd, maar met [woorden] die door [de] geest worden geleerd, daar wij geestelijke [zaken] met geestelijke [woorden] combineren.
(Galaten 5:16) Maar ik zeg: Blijft door geest wandelen en GIJ zult in het geheel geen vleselijke begeerte volvoeren.

 

Duivel en demonen

Doorzoek de website

© 2014 Alle rechten voorbehouden.

Maak een gratis website Webnode