aarde

A. Gods voornemen met de aarde.

 

Paradijs op aarde voor volmaakte mensen.

 

(Genesis 1:28)
Voorts zegende God hen en God zei tot hen: Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde en onderwerpt haar, en hebt de vissen der zee en de vliegende schepselen van de hemel en elk levend schepsel dat zich op de aarde beweegt, in onderworpenheid.
(Genesis 2:8-15)
Voorts plantte Jehovah God een tuin in Eden. Tegen het oosten, en daar plaatste hij de mens die hij gevormd had. Zo liet Jehovah god uit de aardbodem allerlei geboomte ontspruiten, begeerlijk voor het gezicht en goed tot voedsel, en ook de boom des levens in het midden van de tuin en de boom van goed en kwaad. Nu was er een rivier die van Eden uitging om de tuin van water te voorzien, en van splitste ze zich voorts en werd als het ware tot vier hoofd[takken]. De naam van de eerste is Pison; deze omstroomt het gehele land Havila, waar goud is. En het goud van dat land is goed. Daar is ook het bdelliumhars en de onyxsteen. En de naam van de tweede rivier is Gihon; deze omstroomt het gehele land Kusch. En de naam van de derde rivier is Hiddekel; deze loopt ten oosten van assyrië. En de vierde rivier is de Eufraat. Jehovah God nam nu de mens en plaatste hem in de tuin van Eden om die te bebouwen en er zorg voor te dragen.

 

Gods voornemen is zeker.

 

(Jesaja 55:11)
Zo zal mijn woord dat uit mijn mond uitgaat, blijken te zijn. Het zal niet zonder resultaten tot mij terugkeren, maar het zal stellig datgene doen waar in ik behagen heb geschept, en het zal stellig succes hebben in dat waarvoor ik het heb gezonden.
(Jesaja 46:10,11)
Die van het begin af de afloop vertelt, en van oudsher de dingen die niet gedaan zijn; die zegt: Mijn raad zal tot stand komen en al mijn wel behagen zal ik doen; die van de opgang [der zon] een roofvogel roept, uit een ver land de man die mijn raad volvoert. Ja, Ik heb [het] gesproken, ik zal het ook doen komen. Ik heb [het] geformeerd, ik zal het ook doen.

 

Aarde gevuld met vredige, volmaakte mensen.

 

(Psalm 72:7)
In zijn dagen zal de rechtvaardige uitspruiten, en overvloed van vrede, tot de maan niet meer is.
(Jesaja 9:6,7)
Want een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven; en de vorstelijke heerschappij zal op zijn schouders komen. En zijn naam zal worden genoemd: wonderbaar raadgever, sterke God, Eeuwige vader, vredesvorst. Aan de overvloed van de vorstelijke heerschappij en aan vrede zal geen einde zijn, op de troon van David en over zijn koninkrijk, om het stevig te bevestigen en om het te schragen door middel van gerechtigheid en door middel van rechtvaardigheid van nu aan en tot onbepaalde tijd. Ja, de ijver van Jehovah der legerscharen zal dit doen.

 

Paradijs wordt hersteld door koninkrijk.

 

(Mattheüs 6:9,10)
Gij dan moet al dus bidden: Onze vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschieden, gelijk in de hemel, zo ook op aarde.
(Openbaring 21:3-5)
Toen hoorde ik een luide stem, afkomstig van de troon zeggen: “zie! De tent” van God is bij de mensen, en hij zal bij hen verblijven, en zij zullen zijn volken zijn. En God zelf zal bij hun zijn. En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, nog rouw, nog geschreeuw, nog pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbij gegaan. En degene die op de troon was gezeten, zei: “zie! Ik maak alle dingen nieuw.” Ook zegt hij “schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig.

 

B. Zal nooit vernietigd of ontvolkt worden.

 

Letterlijke aarde zal eeuwig blijven.

 

(Prediker 1:4)
Een geslacht gaat, en een geslacht komt; maar de aarde staat zelfs tot onbepaalde tijd.
(Psalm 104:5)
Hij heeft de aarde op haar vaste plaatsen gegrondvest; ze zal tot onbepaalde tijd, of voor eeuwig, niet aan het wankelen worden gebracht.

 

Mensen uit Noachs tijd vernietigd, niet aarde.

 

(2Petrus 3:5-7)
Want overeenkomstig hun wens ontgaat dit feit hun aandacht, dat er door het woord van God van oudsher hemelen waren en een aarde, compact staande uit water en te midden van water; en door die [middelen] werd de toenmalige wereld vernietigd toen ze door water werd overstroomd. Maar door het zelfde woord zijn de hemelen en aarde van nu voor het vuur opgespaard en ze worden bewaard voor de dag van het oordeel en de vernietiging der goddeloze mensen.
(Genesis 7:23)
Zo vaagde hij al het bestaande dat op de oppervlakte van de aardbodem was weg, van mens tot viervoetig gedierte, tot het zich bewegende gedierte en tot het vliegende schepsel van de hemel toe, en ze werden van de aarde weggevaagd; en alleen Noah en zij die met hem in de ark waren, bleven over.

 

Voorbeeld geeft hoop op overleven in onze tijd.

 

(Mattheüs 24:34,37-39)
Voorwaar, ik zeg u dat dit geslacht geenszins zal voorbij gaan voor dat al deze dingen geschieden.
Want net zoals de dagen van Noach waren, zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn. Want zij in de dagen vóór de vloed waren, zij aten en zij dronken, mannen huwden en vrouwen werden ten huwelijk gegeven, tot op de dag waarop Noach de ark binnen ging, en zij sloegen er geen acht op totdat de vloed kwam en hen allen wegvaagde, zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn.

 

Goddeloze verdelgd; “grote schare” blijft in leven.

 

(2Timotheüs 1:6-9)
Juist om die reden herinner ik u eraan de gave van God die in u is door de oplegging van mijn handen, als een vuur aan te wakkeren. Want god heeft ons niet een geest van lafhartigheid gegeven, maar van kracht en van liefde en van gezond verstand. Schaam u daarom niet voor het getuigenis over onze heer, noch voor mij, een gevangene om zijnentwil, maar draag u deel in het lijden van kwaad voor het goede nieuws overeenkomstig de kracht van God. Hij heeft ons gered en ons geroepen met een heilige roeping, niet op grond van onze werken, maar op grond van zijn eigen voornemen en onverdiende goedheid. Deze werd ons in verband met Christus Jezus vóór ver in het verleden liggende tijden verleend.
(Openbaring 7:9,14)
Na deze dingen zag ik, en zie! Een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en stammen en volken en talen, staande voor de troon en voor het lam, gehuld in lange witte gewaden, en er waren palm taken in hun handen.
Daarop zei ik onmiddellijk tot hem: “mijn heer, gij weet het.” En hij zij tot mij: dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen, en zij hebben hun lange gewaden gewassen en hebben ze wit gemaakt in het bloed van het lam
 
Armageddon

Doorzoek de website

© 2014 Alle rechten voorbehouden.

Maak een gratis websiteWebnode